Contact: 040-2131482      info@osteopathie-smolders.nl

Koemelkallergie / Koemelkintolerantie

Inleiding

Dit verhaal geeft informatie over koemelkallergie, de officiële benaming als je allergisch reageert op eiwitten uit koemelk. Soms spreekt men ook wel over koemelkeiwitallergie. Dat gebeurt dan om geen verwarring te krijgen met intolerantie voor melksuiker (lactose). Dat is een heel ander soort probleem, waarover verderop meer wordt verteld. Hier spreken we gewoon over koemelkallergie.

Het is bedoeld voor ouders van kinderen bij wie een koemelkallergie is vastgesteld en voor iedereen die meer over koemelkallergie wil weten.

Er wordt niet ingegaan op andere allergieën.

Dit is geschreven door de werkgroep Baby’s en Jonge Kinderen van de Stichting Voedselallergie in samenwerking met de (medische) adviseurs van de werkgroep.

Wat is koemelkallergie?

Koemelkallergie is een abnormale reactie van het afweersysteem in het lichaam, waarbij specifieke antistoffen tegen bepaalde eiwitten in de koemelk gemaakt worden. Deze reactie komt vooral bij zuigelingen veel voor, onder andere omdat het maag-darmkanaal nog niet helemaal is volgroeid. De eiwitten uit de koemelk worden normaal gesproken in het maag-darmkanaal tot steeds kleinere brokjes afgebroken door enzymen. Alleen hele kleine brokjes kunnen door de darmwand heen in het bloed worden opgenomen, om zo te worden vervoerd naar alle cellen in ons lichaam, waar ze als bouwstenen worden gebruikt.

De darmwand is dus eigenlijk een heel fijne filter. Bij zuigelingen met koemelkallergie zijn de gaatjes in dit ‘filter’ (de darmwand) nog te groot en wordt het koemelkeiwit nog onvolledig afgebroken, waardoor er te grote brokstukken eiwit uit de koemelk doorgelaten worden naar het bloed. Daar komt bij, dat de zuigelingen de koemelkeiwitten in flesvoeding in grote hoeveelheden krijgt aangeboden. Daardoor kan er eerder wat mis gaan.

Het lichaam van mensen met een allergische aanleg herkent deze grote brokstukken als ‘vreemd en ongewenst’ en gaat daartegen specifieke antistoffen vormen. Deze specifieke antistoffen hechten zich in het lichaam onder andere aan speciale cellen: de mestcellen. Deze mestcellen komen overal in het lichaam voor, vooral in de huid en in de slijmvliezen van de luchtwegen en het maag-darmkanaal. Als de baby doorgaat met koemelk drinken, hechten deze brokstukken eiwit zich aan de antistoffen op de mestcellen. De mestcellen worden daardoor actief en geven hun inhoud vrij aan de omgeving waardoor de baby klachten krijgt. Bij de meeste zuigelingen is koemelk de grootste boosdoener van allergische klachten. Ook bij peuters, kleuters en zelfs bij oudere kinderen of volwassenen kan koemelkallergie voorkomen.

Welke klachten zouden kunnen wijzen op koemelkallergie?

De volgende klachten kunnen symptomen zijn van koemelkallergie:

Huid: jeuk, uitslag, eczeem, galbulten (netelroos, urticaria), oedeem (ophoping van vocht in bijv. oogleden, lippen, mond of keel);

Luchtwegen: astma, bronchitis, neus-/oogklachten;

Maag-darmstelsel: braken, diarree of juist verstopping (obstipatie), kolieken, buikpijn, misselijkheid, weigeren van borst- of flesvoeding;

Andere klachten: excessief huilen (huilbaby), groeivertraging, gedragsklachten, migraine, anafylactische shock.

Welke onderzoeken zijn mogelijk?

Bij genoemde klachten is het aan te raden deze met de huisarts of consultatiebureauarts te bespreken en uit te zoeken of het om een koemelkallergie gaat. Zij hebben om tot de juiste diagnose te komen, afspraken gemaakt over hoe te handelen bij mogelijke voedselallergie. Deze afspraken hebben de consultatiebureauartsen vastgelegd in een soort stappenplan: ‘De landelijke standaard voor de diagnose en behandeling van voedselallergie bij zuigelingen op het consultatiebureau’. Ook de huisartsen hebben een dergelijke ‘standaard’.

In het algemeen kan onderzoek naar koemelkallergie bestaan uit:

Vragen over het vóórkomen van allergische aandoeningen in uw familie (familieanamnese);

Vragen over het dagelijkse voedingspatroon (voedingsanamnese);

Vragen over de ziektegeschiedenis (anamnese);

Lichamelijk onderzoek, afhankelijk van de klachten;

Een bloed- en/of huidtest;

Eliminatie-provocatietest.

Hoe zijn de klachten te behandelen?

DIEET

Om te voorkomen dat de allergische klachten blijven bestaan is een correct en consequent dieet de enige oplossing bij koemelkallergie. Bij zuigelingen kunnen bovendien speciale dieetmaatregelen nodig zijn om te voorkomen dat er andere voedselallergieën ontstaan (zie verder in deze brochure).

MEDICIJNEN

Soms kunnen niet alle klachten voorkomen worden –ondanks een dieet- en zijn er aanvullend medicijnen nodig om de klachten te verminderen. Meer informatie hierover treft u aan in de algemene informatiefolder van de Stichting Voedselallergie.

Bij koemelkallergie is altijd behandeling door een arts of specialist noodzakelijk. Raadpleeg ook een diëtist voor de begeleiding bij het volgen van het dieet en om de volwaardigheid van de totale voeding in de gaten te houden.

Dieetmaatregelen voor zuigelingen:

Borstvoeding, waarbij de moeder een hypoallergeen dieet volgt heeft de voorkeur;

Hypo-allergene zuigelingenvoeding, indien borstvoeding niet gewenst of niet mogelijk is;

Bijvoeding (groenten- en fruithapje) pas vanaf 6 maanden starten en langzaam uitbreiden;

Introductie van sterke allergenen (melk, ei, soja, tarwe, pinda, noten, vis, schaal- en schelpdieren, pitten en zaden) na overleg met de behandelend arts en diëtiste.

Voor ei, pinda en schaal- en schelpdieren wordt aangeraden om deze pas na de tweede verjaardag te geven.

Borstvoeding, waarbij de moeder een hypo-allergeen dieet volgt:

Een zuigeling kan koemelkallergie ontwikkelen ondanks dat de baby borstvoeding krijgt. In borstvoeding kunnen kleine hoeveelheden eiwitten uit de voeding van de moeder voorkomen, bijvoorbeeld koemelkeiwit. Deze kleine hoeveelheden zijn soms in staat een allergie te veroorzaken bij de baby doordat het afweersysteem specifieke antistoffen gaat maken tegen het koemelkeiwit (zie eerder). Als de baby weer in contact komt met deze kleine brokjes koemelkeiwit, treden er klachten op. Dat kan dus ook gebeuren tijdens het geven van borstvoeding, maar soms treedt de eerste reactie pas op als het kind met flesvoeding begint.

Waarom toch borstvoeding?

Borstvoeding, waarbij de moeder dieet houdt, is voor de allergische baby nog altijd de beste voeding. Alleen borstvoeding bevat afweerstoffen (immuunglobulines) die de baby extra bescherming geven tegen ziekteverwekkers. Ook helpen deze afweerstoffen het afweersysteem van de baby en het nog zeer kwetsbare maag-darmkanaal zich verder te ontwikkelen. Hierdoor neemt de kans op het ontwikkelen van andere allergieën af.

De baby kan deze beschermende afweerstoffen de eerste zes maanden niet of nauwelijks zelf aanmaken. Vandaar dat het erg belangrijk is om zes maanden uitsluitend borstvoeding te geven. Deze afweerstoffen zitten niet in flesvoeding.

Bijvoeding

Bijvoeding wordt pas na 6 maanden gegeven volgens een speciaal opklimschema en onder begeleiding van een diëtist. Het maag-darmkanaal van de baby krijgt hierdoor tot die tijd de kans zich te herstellen en verder te ontwikkelen. Zo probeert men te voorkomen dat het kindje ook op andere voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld het groenten- of fruithapje gaat reageren.

Het dieet van de moeder tijdens het onderzoek

Allereerst dient de koemelk uit de voeding van de moeder te worden weggelaten, de baby reageert hier immers op met klachten. Daarnaast moet de moeder tijdens de periode waarin uitgezocht wordt waarvoor het kind allergisch is, geen voedingsmiddelen nemen waarvan bekend is, dat ze sterk allergeen zijn zoals kippenei, pinda, noten, pitten, zaden, soja, vis, schaal- en schelpdieren. Deze voedingsadviezen dienen plaats te vinden onder begeleiding van een diëtist. Vaak zijn voor de moeder aanvullend mineralen en vitaminen noodzakelijk bij een dergelijk dieet. Ook hierin kan de diëtist dan adviseren.

Koemelk en kippenei zitten in zoveel voedingsmiddelen verwerkt dat het niet voldoende is deze alleen in pure, herkenbare vorm te vermijden. Ook voedingsmiddelen waarin koemelk of kippenei verwerkt zit, worden uit de voeding geschrapt. Pinda is een heel sterk allergeen en om die reden is het te overwegen deze dan ook volledig uit de voeding weg te laten.

Voor noten, pitten, zaden, soja, vis, schaal- en schelpdieren is het voldoende om alleen de pure, herkenbare vorm te vermijden. Eet verder zo gevarieerd mogelijk.

Het dieet van de moeder nadat koemelkallergie bij de zuigeling is vastgesteld

In overleg met de behandelend arts en diëtist kan de moeder besluiten, vanuit preventief oogpunt, het dieet gedurende de periode dat ze borstvoeding geeft, voort te zetten. Zo wordt geprobeerd om te voorkomen dat er bij de baby andere voedselallergieën ontstaan (zie de brochure ‘’Preventie’’);

Afhankelijk van de persoonlijke situatie kan de moeder ook besluiten geen preventief dieet te volgen. Als eenmaal vaststaat waarvoor het kind allergisch is (meestal is dat koemelkeiwit), kunnen de andere producten weer één voor één in de voeding terugkeren. Wel is het verstandig om ook ei uit de voeding weg te laten.

Hypo-allergene zuigelingenvoeding

De gangbare zuigelingenvoeding is niet geschikt voor baby’s met koemelkallergie omdat deze complete koemelkeiwiten bevatten. De arts zal een hypoallergene melkvervanger, geschikt voor zuigelingen, adviseren. Ook als de baby hypoallergene zuigelingenvoeding krijgt, start men pas na 6 maanden met bijvoeding.

Wat is een hypoallergene melkvervanger?

Bij hypoallergene melkvervangers zijn de (koemelk)eiwitten gehydrolyseerd (voorverteerd).

Ze zijn als het ware in kleine stukjes geknipt, zodat het afweersysteem ze niet als koemelk-eiwitbrokstukjes herkent en daarom ook geen specifieke antistoffen aanmaakt.

De mestcellen zullen niet reageren en hierdoor treden er geen allergische klachten meer op.

Welke hypo-allergene melkvervangers zijn er?

Partieel hydrolysaat (deels voorverteerd, bedoeld voor preventie; niet geschikt voor behandeling);

Sterk hydrolysaat op basis van wei-eiwit;

Sterk hydrolysaat op basis van caseïne;

Losse componenten (vrije aminozuren, de kleinst mogelijke eiwitbrokstukken).

Als de arts denkt dat uw kindje koemelkallergie heeft, zal hij adviseren over te gaan op sterk gehydrolyseerde zuigelingenvoeding. Meestal wordt begonnen met een voeding waar de eiwitbrokken afkomstig zijn van wei-eiwitten. Vaak is een wei-eiwithydrolysaat voldoende, maar soms niet.

Als de klachten niet afnemen, zou het kunnen zijn, dat pas de overgang naar een hydrolysaat op basis van caseïne verbetering geeft.

Nagenoeg elk allergisch kind verdraagt deze hypoallergene zuigelingenvoeding prima.

Als ook daarmee geen resultaat wordt geboekt en de verdenking op (ernstige) koemelkallergie blijft bestaan, wordt tegenwoordig een aminozuurmengsel ingezet.

Pas als ook deze voeding geen resultaat geeft, is de diagnose koemelkallergie definitief uit te sluiten.

Hypoallergene zuigelingenvoeding op basis van vrije aminozuren (een aminozuurmengsel van losse componenten) blijkt slechts een enkele keer nodig te zijn. Er spelen dan nagenoeg altijd complexere allergieën mee dan ‘alleen’ koemelkallergie en vaak is er dan sprake van ernstige darmklachten. Gespecialiseerde hulp van een kinderarts of allergoloog is dan altijd noodzakelijk.

Bij ernstig atopisch eczeem wordt vaak meteen een sterk hydrolysaat op basis van caseïne gegeven.

Een voeding moet minimaal vier weken geprobeerd worden voordat men er conclusies aan kan verbinden; te snel wisselen van voeding is extra belastend, zeker voor kinderen met een gevoelig maagdarmkanaal. Bovendien is het van belang dat de koemelkallergie wordt bewezen, indien de klachten dit toelaten, door (als de hypoallergene melkvervanger succes heeft) de oude voeding weer korte tijd opnieuw te geven (eliminatie-provocatietest).

Als uw kind dan dezelfde klachten weer terugkrijgt, is het zeker dat die door koemelkallergie worden veroorzaakt.

Het gebruik van hypoallergene melkvervangers in de praktijk

Alle hypoallergene melkvervangers smaken bitter. Dit komt door het voorverteren van de eiwitten. Vergeet echter niet, dat wij volwassenen, een heel andere smaakbeleving hebben dan zuigelingen. Je kunt elk kind laten wennen aan een nieuwe smaak. Begin zo nodig met kleine hoeveelheden (eerst een schepje vervangen, zo stapsgewijs opbouwen tot de voeding volledig vervangen is door hypoallergene melkvervanger). Geef de voeding, in verband met de geur, in een flesje of afgesloten (tuimel)beker. Bij wat oudere kinderen kan een afgesloten beker met een rietje erin helpen.

Vergoeding van hypo-allergene melkvervangers

Bij bewezen koemelkallergie worden de kosten van de hypoallergene melkvervangers voor kinderen tot en met de leeftijd van twee en een half jaar vergoed. De arts moet hiervoor vooraf een machtiging aanvragen bij de ziektekostenverzekeraar. De koemelkallergie moet bewezen zijn door middel van een eliminatie-provocatietest. Slechts in uitzonderlijke gevallen (bij een dreigende anafylaxie) wordt hiervan afgeweken.

Dieetmaatregelen voor oudere kinderen en volwassenen:

Vermijd het gebruik van koemelk en voedingsmiddelen waarin koemelk verwerkt zit;

Maak hiervoor gebruik van een dieetlijst van uw diëtist en een merkartikelenlijst;

Gebruik op advies van de arts en onder begeleiding van een diëtist een hypoallergene melkvervanger (zoals hierboven beschreven) geschikt voor oudere kinderen en volwassenen of een aanvulling van vitaminen en mineralen;

Soja, dat zelf ook een allergeen product is, kan vanaf de leeftijd van één à twee jaar bij veel (maar niet bij alle) kinderen en volwassenen vaak wel als melkvervanger worden gegeven in de vorm van speciale sojamelk. Dit komt omdat het maagdarmstelsel inmiddels minder kwetsbaar is;

Eet zo gevarieerd mogelijk, om te trachten het ontwikkelen van andere voedselallergieën zo veel mogelijk te voorkomen.

Sojamelk en geitenmelk

Vroeger werd bij koemelkallergie een voeding op basis van sojamelk voorgeschreven. Daar is men van teruggekomen, omdat veel kinderen met koemelkallergie ook allergie voor soja kunnen ontwikkelen. Soja is een sterk allergeen en soja-allergie is vaak hardnekkiger dan allergie voor koemelk. Voeding op basis van geitenmelk is geen alternatief, omdat de eiwitten van geitenmelk een dusdanige overeenkomstige structuur hebben met koemelk, dat bij allergie voor koemelk vaak ook allergische klachten ontstaan bij gebruik van geitenmelk. Bovendien is de zuigelingenvoeding bij een koemelkvrij dieet, waarbij gebruik gemaakt wordt van gewone geitenmelk, niet volwaardig.

Lactose-intolerantie

Koemelkallergie moet niet verward worden met lactose-intolerantie. Dat zijn twee heel verschillende aandoeningen, hoewel lactose (melksuiker) ook in koemelk voorkomt en ook klachten van het maagdarmkanaal kan veroorzaken (maar geen klachten van luchtwegen of huid).

Bij koemelkallergie vindt een reactie plaats op het eiwit in de koemelk, bij lactoseintolerantie worden deze eiwitten wel verdragen, maar is de lactose, de melksuiker, de veroorzaker van de klachten.

Lactose moet gesplitst worden door het enzym lactase, zodat de brokstukken opgenomen kunnen worden uit de darmen in het bloed. Bij lactose-intolerantie is er een tekort aan het enzym lactase.

Omdat de lactose onvoldoende uit de darmen kan worden opgenomen in het bloed, ontstaat dan soms buikpijn, winderigheid of diarree na het gebruik van (veel) koemelk.

Kleine hoeveelheden melkproducten geven nooit klachten.

Lactose-intolerantie bij kinderen onder drie jaar is zeer zeldzaam, hooguit kortdurend, bijvoorbeeld na een virusinfectie van het maagdarmkanaal. Bij de geboorte heeft elk kind voldoende lactase (borstvoeding bevat nog meer lactose dan koemelk).